De Tegenwoordige Toestand der Nederlandse Goud en Zilversmidskunst

For information you'd like to share - Post it here - not for questions
Post Reply
dognose
Site Admin
Posts: 59003
Joined: Thu Dec 29, 2005 12:53 pm
Location: England

De Tegenwoordige Toestand der Nederlandse Goud en Zilversmidskunst

Post by dognose »

A reproduction of an article on Dutch silversmiths in three parts by E. von Saher, director of the Museum of Applied Arts in Haarlem, that was published in 1897.

The article is in Dutch*, a rough English translation can be obtained by using Goggle Translate: https://translate.google.co.uk/


De Tegenwoordige Toestand der Nederlandse Goud en Zilversmidskunst en het Vakonderwijs, op dit Kunstambacht Betrekking Hebbende

Part 1:

Aan den Raad van Bestuur van het Museum van Kunstnijverheid te Haarlem.

In uwe vergadering van Juli 1896 werd mij opgedragen verslag uit te brengen omtrent de wenschelijkheid om aan de Haarlemsche Kunstnijverheidsschool een leer werkplaats ten dienste van hen, die later in een of andere richting der artistieke metaalbewerking wenschen werkzaam te zijn te openen en mij tevens in verbinding te stellen met enige, in ons land gevestigde, goud- en zilversmeden, die aan het hoofd eener werkplaats staan of die de leiding eener fabriek op zich hebben genomen, ten einde hunne gevoelens te vernemen of een leer werkplaats voor het drijven en ciseleeren in verband met de, op de school voor kunstnijverheid te geven, lessen in het teekenen, ontwerpen en boetseren, tot de artistieke ontwikkeling van het vak hier te lande zal kunnen bijdragen, alsook om te vernemen of een leerwerkplaats, zoals hierboven bedoeld, de sympathie der mannen van het vak wegdraagt. Wij hebben getracht aan deze opdracht te voldoen en verschillende specialiteiten in het vak persoonlijk bezocht, met andere zijn wij in correspondentie getreden, zoo onpartijdig mogelijk hebben wij de over deze zaak uitgesproken gevoelens van een ieder afzonderlijk weergegeven en als bijlagen aan dit verslag toegevoegd, terwijl uit Brussel, alwaar onlangs eene school voor goud-en zilversmeden werd opgericht en uit Luik, eene stad, die van oudsher bekend stond voor de aldaar vervaardigde degelijke en schoone werkstukken, eenige gegevens opgenomen werden.Bij het doorloopen dezer bijlagen zal het aan uw geacht College weldra blijken, dat de daarin uitgesproken gevoelens zeer uiteenloopen.Men diene echter met volgende omstandigheden rekening te houden: allereerst is dit verschil van gevoelen te beschouwen als een gewoon verschijnsel, daar toch op elk gebied van vakonderwijs in ons land en vermoedelijk ook daarbuiten voor- en tegenstanders van vakscholen gevonden worden en nog velen aan het leerlingstelsel op de werkplaats, hoe slecht het ook op enkele uitzonderingen na in vele vakken van lieverlede geworden zij de voorkeur geven. Vervolgens zijn er nog verschillende bijkomende omstandigheden, die onwillekeurig haren invloed op het uitgesproken oordeel zullen hebben uitgeoefend. Zoo zal een knap, ervaren artist-werkman, die aan het hoofd eener werkplaats staat on een bizonder cachet aan zijn werk weet te geven, het liefst zijn eigen werkkrachten kweeken, en zoo is het niet te verwonderen, dat een fabrikant, die in het centrum der goud- en zilverindustrie gevestigd is, als van zelve een vakschool, in zijne onmiddellijke omgeving wenscht, omdat men alsdan theorie en praktijk direct in verband kan brengen.Een fabrikant, geheel ingericht op courant werk, waarbij het artistieke gehalte der producten minder in aanmerking komt, zo een leerschool als geheel overbodig beschouwen, omdat hij de voor zijn doel noodige werkkrachten gemakkelijk op de fabriek kan aankweeken,omtrent de door enkele firma's tegen de vakschool uitgesproken bedenkingen, moge nog de volgende wederlegging aan het bovenstaande worden toegevoegd. De goede invloed, dien het verschil van opvatting en de verschillende wijze van werken der gezellen in een werkplaats op den leerling zal uitoefenen mag niet worden overschat, vooral in het geval dat de leerling bij een patroon werkzaam is, waar op stuk wordt gewerkt.De leerling zal zich alsdan zeker aan den invloed van den gezel, die zijn leermeester wordt, moeielijk kunnen onttrekken, hij zal diens routine overnemen en vaak, gelijk zijn leerbaas, jaren achtereen met hetzelfde werkstuk worden beziggehouden.De bewering, dat de leerling op de werkplaats een ruimere blik in het vak verkrijgt, kan alleen in zoo verre juist zijn, als het de eerste leerjaren betreft, gedurende den tyd dat de leerlingen der vakschool meer met het theoretische deel van het vak worden bezig gehouden. Als de leerling op de vakschool in het teekenen en boetseeren een degelijke artistieke opleiding heeft gekregen en wat de praktijk betreft de voornaamste onderdeelen, als het drijven, ciseleeren en graveeren met ernst heeft beoefend, zal hem de arbeid op de werkplaats eerst wel vreemd voorkomen, doch weldra zal hij zich in de eigenaardigheden der werkplaats weten te schikken en wat spéciaal het vak aangaat alles vlugger begrijpen en over het algemeen een gezonder oordeel hebben, dan de leerling, die zijne opleiding uitsluitend op de werkplaats heeft gekregen. Tevens wenschen wij er de aandacht op te vestigen, dat het zeer vaak voorkomt, dat indien door omstandigheden een leerling van patroon verwisselt, de nieuwe leermeester B. hem zegt: -Jongen, ik begrijp niet, wat je bij A. geleerd hebt?" en eerstgenoemde hem weder van voren af aan laat beginnen. Dat oud leerlingen, die den cursus op de vakschool hebben doorloopen, bij hunne intrede in de werkplaats, vaak niet beter werken, dan leerlingen, die twee jaar op een werkplaats of fabriek hebben doorgebracht, zal zeker voorkomen, wanneer laatstgenoemde leerlingen een routine in het vervaardigen van een speciaal onderdeel hebben gekregen; op de vakschool worden de leerlingen daartoe niet afgericht en het is te begrijpen, dat deze laatsten bij dergelijke werkzaamheden bij de eerstgenoemden ten achteren zullen blijven. Wij wenschen echter het nut van het leerlingstelsel op de werkplaats of fabriek niet te miskennen. Daar, waar degelijke werkkrachten voorhanden zijn en een humane en verstandige regeling van het leerlingstelsel is ingevoerd, kunnen zeker degelijke werkkrachten worden gekweekt. Wat het hier besproken kunstambacht betreft, waarbij de artistieke ontwikkeling der leerlingen, het teekenen, ontwerpen, boetseeren, en zeker ook de behandeling van het materiaal, als b.v. het drijven, en het graveeren, waarbij het ontwikkelen eener gevoelige hand en het oefenen van het oog, dat scherp moet kunnen onderscheiden, hoofdzaak is, zijn twee categoriën van werkkrachten noodig, ten eerste de artistiek ontwikkelden, ten tweede zij, die op een of ander gebied van het vak een technische routine hebben aangeleerd. Voor deze laatsten is de werkplaats of de fabriek, met de in verschillende steden voorhanden zijnde teekenavondscholen voldoende. Voor eerstgenoemden zijn de vakscholen voorloopig onmisbaar, omdat de werkplaatsen, alwaar de patroons een degelijke artistieke opleiding in hun vak ontvangen hebben, steeds schaarscher worden. Wat de vakopleiding dezer beide categoriën betreft is het zeker bezwaarlijk aan eens ieders wenschen te gemoet te komen, terwijl om een juist oordeel over den toestand te verkrijgen, men het algemeen belang in het oog moet houden en dus den toestand in zijn geheel moet overzien. Enkele gegevens werden door ons bijeengebracht, die, ofschoon zij geen aanspraak op volledigheid kunnen maken, aangevuld met de, bij dit stuk gevoegde, bijlagen, eenig licht zullen werpen op den tegenwoordigen toestand. Omtrent de centra der zilversmidsindustrie in ons land, Friesland en Schoonhoven, hebben wij eenige meer uitgebreide gegevens bijeengebracht, ten einde den tegenwoordigen toestand in het juiste licht te stellen, van het kunstvak, dat in vroegere eeuwen aldaar in zoo hoog aanzien stond en dat, indien het bloeit, niet alleen rijke bronnen van inkomsten doet vloeien, doch dat tevens eenen aangenamen en nuttigen werkkring aan duizenden schenkt. Ons overzicht beginnende zullen wij het treurig tijdperk van het begin dezer eeuw tot 1850 stilzwijgend voorbijgaan. In genoemd jaar bestond in Rotterdam de Firma Grebbe en Glazener, beide knappe drijvers, die verschillende belangrijke werkstukken hebben vervaardigd. Bedriegen wij ons niet, dan bevinden zich op dit oogenblik in de R. K. Kerk, Hoogstraat, aldaar, eenige hunner werken, onder anderen een zilveren missaalomslag en de in zilver gedreven omlijsting van de voorstelling der Gorkumsche martelaren. Van den stijl en het karakter van hun werk, kan men dus een overzicht krijgen. Glazener had zijn vak in Londen geleerd en was voornamelijk voor het ornamentale werk, terwijl Grebbe het figurale gedeelte op zich nam. In zooverre ons bekend is, zijn de thans in Rotterdam bestaande werkplaatsen uitsluitend ingericht voor het gewone zilverwerk en schepwerk, voor het overige bepaalt het bedrijf van den gouden zilversmid zich tot reparatie werkplaatsen en den winkelier. In dit tijdperk maakte men in Amsterdam voornamelijk het eenvoudige, gladde werk met parelrand en uitgezaagde versiering; hieraan werd echter bijzondere zorg besteed, zoodat de uitvoering onberispelijk goed kan genoemd worden. Zij, die zich daartoe geroepen gevoelden, konden des avonds aan de Rijks-Academie, onder leiding van den Heer Bing, les in het ornament-tekenen en onder die van den beeldhouwer Royer les in het boetseeren krijgen. Het vervolg der Amsterdamsche toestanden zal men in het verslag der besprekingen met de aldaar gevestigde vakmannen vinden. Ten slotte moge hier nog worden vermeld, dat op het oogenblik in Amsterdam werkkrachten voorhanden zijn, die tot de beste kunnen gerekend worden en dat er zoowel het ciseleeren en drijven als het zetten van steenen meesterlijk wordt uitgeoefend.Deze werkkrachten houden zich echter uitsluitend bezig met het vervaardigen van kostbare werkstukken, voornamelijk goud, die voor het grootste gedeelte als antiek werk naar het buitenland verzonden worden. In menige buitenlandsche verzameling vindt men oude, kostbare familiestukken(?) die voor betrekkelijk korten tijd binnen Amstel's veste vervaardigd werden. Wat het drijven van antiek koperwerk aangaat, heeft Amsterdam eveneens een zeer uitgebreide industrie. De beide firma's te 's-Gravenhage Saakes en Reeser, wier advies in de bijlagen voorkomt, zijn wel de voornaamste aldaar gevestigde goud- en zilversmeden; de overigen bepalen zich tot reparatie werk, terwijl de Koninklijke fabriek van Goud en Zilverwerken van de Heeren van Kempen en Zonen te Voorschoten, aldaar, een groot magazijn gevestigd heeft. De, uit Utrecht ontvangen, adviezen zullen eveneens van den toestand van het vak, aldaar, voldoende inlichtingen geven.Voor dat wij ons overzicht besluiten moge vooraf hier nog herinnerd worden aan den, in 1896, door de Vereeniging ter Bevordering van de belangen van den Boekhandel uitgeschreven prijsvraag, bestreden uit de rente van het D. A. Thiemefonds. Gevraagd werd : een stuk gedreven zilverwerk in Oud Hollandschen stijl. De uit te keeren premie bedroeg f 200. - en de inzendingen bleven het eigendom van den inzender. Hierop zijn ingezonden vier werkstukken: Een beker. Een kan. Een schotel. Een borstel met gedreven dekblad. Zegge vier stuks uit geheel Nederland! De jury heelt gemeend den prijs van f 200. - aan geen der ingezonden werkstukken te mogen toekennen, doch heeft het Bestuur van bovengenoemde Vereeniging in overweging gegeven aan de vervaardigers van beker en kan (die, zooals later bleek, beide door dezelfde hand waren vervaardigd) elk honderd gulden als belooning voor den verdienstelijken arbeid toe te kennen. Het is zeker zeer eigenaardig, dat de ingezonden werkstukken, die" op het Museum van Kunstnijverheid te Haarlem waren tentoongesteld, alle een zekere vaardigheid in de techniek verrieden, terwijl opvatting on samenstelling te wenschen overlieten. Van de kan willen we hier niet gewagen; het is een directe copie naar eene teekening van Christiaan van Vianen, die ofschoon verdienstelijk uitgevoerd, helaas, dezelfde fout in stabiliteit bezit als de teekening. Bij den beker liet de profileering te wenschen over; sommige overgangen als van kelk tot steel waren niet goed begrepen; ook de voet was niet in harmonie met het geheel. Toch waren in beide werken groote technische verdiensten, waarom dan ook de jury voor bovengenoemde belooning adviseerde. Wat den schotel betreft, hoe verdienstelijk ook het drijfwerk als techniek was uitgevoerd, zondigde deze wat algemeene samenstelling betreft, in vele opzichten; terwijl het modelé niet begrepen was en de ornamentale lijnen niet vloeiend waren. DE drijver van het dekblad van den ingezonden borstel heeft bewijzen geleverd het ornament goed te hebben bestudeerd; wat teekening en découpé betreft had het werk veel verdiensten, doch was van menige hardheid in de behandeling niet vrij te pleiten. Het gevoelige modelé, dat voor het zilver geeischt wordt, was niet aanwezig, terwijl het gekozen motief de karakteristieke eigenaardigheid van het materiaal miste, en zoowel in steen, hout of een andere grondstof kon worden uitgevoerd. Deze drijver zal zeker, wanneer hij zich toelegt op het bestudeereni der oude modellen en de beginselen daarvan in zijnen arbeid weet toe te passen, zeer verdienstelyk werk kunnen leveren. Van oorspronkelijkheid of het vinden van nieuwe modellen was hier geen sprake - het oude met goed begrip te vertolken en toe te passen werd alleen geeischt. Wij zien dus hoe ver wij er nog van verwijderd zijn eene zelfstandige uiting aan onze kunstproducten te geven. Zelfs wat het eerste geval betreft hebben wij kunnen opmerken, dat de eischen van de Vereenigiug voor de in Nederland aanwezige krachten te hoog waren gesteld. Wel een bewijs, dat er in ons land op dit gebied nog veel te doen overblijft en het zeker geen overvloedige weelde kan genoemd worden, indien vooreerst eene inrichting worde opgericht, alwaar jongelieden, die,daartoe roeping gevoelen, de eerste en noodzakelijkste beginselen van het vak kunnen aanleeren.

F r i e s l a n d

Sedert de vroegste tijden is Friesland wegens zijn degelijk en schoon zilverwerk bekend en de traditie van het vak heeft zich van meester op leerling overgeplant. Bij de herleving der welvaart, na de algemeene malaise, die ook ons land getroffen had, begon men aldaar de oude modellen weder te copieeren en niet alleen, dat daardoor de goede richting, techniek en opvatting bij de werklieden werden bevorderd, doch hunne werken, die zich alras overal verspreidden, oefenden een goeden invloed uit op den smaak van het publiek, die een zeer verkeerde richting had genomen. Een der voornaamste werkkrachten uit dit tijdperk, wiens naam nog steeds met dankbaarheid wordt herdacht, is de drijver Keikes, die als het ware de eerste kampioen voor de goede richting, de leermeester van het tegenwoordige geslacht kan genoemd worden, en die vele technieken bij het bewerken der edele metalen in gebruik meester was.ofschoon men niet kan ontkennen, dat in Friesland nog degelijke practische werkkrachten voorhanden zijn, is de toestand op het oogenblik niet bemoedigend. Voor de vakopleiding van den leerling wordt zeer weinig gedaan. Wat zijn practische opleiding betreft is hij, evenals elders, geheel van den patroon, bij wien hij aan het werk wordt gezet, afhankelijk. Heeft hij het geluk bij een knap en humaan man in de leer te komen, dan zal hij een geroutineerd werkman worden. De artistieke opleiding, die bij uit vak zulke hooge eischen stelt, wordt echter op het oogenblik zeer verwaarloosd. De oude modellen worden veelal mechanisch gecopiêerd, waarbij van de routine van het vak en de traditioneele opvatting van den werkman meer dan van zijn artistieke vorming gevergd wordt, doch zoodra het er om te doen is iets nieuws te ontwerpen of zelfs maar de oude modellen op een veranderde wijze in toepassing te brengen, dan bemerkt men eerst, hoe treurig het er mede gesteld is. Het is toch aan ieder wel duidelijk, dat men niet steeds op het oude kan blijven teren en ofschoon op het oogenblik de vraag naar (modern) oud-zilverwerk voor den antiqiteitenhandel van het continent en voor Engeland en Amerika nog steeds blijft aanhouden, toch valt het niet te ontkennen, dat de productie van dit artikel hier te lande van lieverlede afneemt. Ons word door een bekwame werkkracht medegedeeld, dat een goed stuk werk oogenblikkelijk moeielijk geplaatst kon worden. Als het getij verloopt, moet men de bakens verzetten en indien men de zilversmidskunst in ons land wil doen bloeien, dan zal men genoodzaakt zijn, gelijk onze voorouders dat deden, zelve modellen te ontwerpen, die aan de eischen van onzen tijd, aan onze zeden en gewoonten beantwoorden. Dan zullen niet weer zoo als thans voor het grootste gedeelte, quasi-antieke pronkstukken, die in kasten blijven opgesloten, door deze industrie vervaardigd worden, doch zij zal eerlijk voor den dag komen met werkstukken, voor het dagelijksch gebruik bestemd, waardoor de omvang van het fabrikaat zeker zal toenemen. Hiertoe is echter de artistieke vorming van den werkman noodzakelijk. Thans is in Leeuwarden één drijver werkzaam, en is ons vermoeden juist, dan kan deze de Nestor der zilversmeden in ons land genoemd worden. Van Erp werkt met zijn zoon Paul en één leerling; zijn werkplaats is nog op de oude wijze ingericht. Buiten den handpletmolen en de trekbank zijn er geen machinerien op zijn werkplaats voorhanden, daar al het werk uit de hand gemaakt wordt. Hij is al sinds 45 jaar als patroon gevestigd; vóór dien tijd heeft hij wat van de wereld gezien en zijn vak in verschillende plaatsen geleerd en beoefend. Op 17-jarigen leeftijd, nadat hij de teekenkunst reeds beoefend had, ging hij naar Boxweit, N.B. om zich bij den drijver Boekmeulen, alwaar hij vijf jaar vertoefde, verder in zijn vak te bekwamen. Vervolgens was hij gedurende één jaar in Antwerpen en één jaar in Brussel werkzaam en vertrok toen naar Parijs. De omwenteling van 1848 noodzaakte hem naar Nederland terug te keeren en hij kwam bij de firma van Kempen, toenmaals nog te Utrecht gevestigd, aan het werk. Nadat rustiger tijden waren aangebroken keerde van Erp naar Parijs terug, doch na nogmaals eenigen tijd aldaar te hebben vertoefd, trok zijn vaderland hem zoodanig aan, dat hij daarheen terugkeerde en zich in Leeuwarden vestigde. Veel schoon werk werd en wordt nog door hem vervaardigd, voor het grootste gedeelte in zilver, zooals kerksieraden, koffieserviezen en allerhande klein werk, dat vaak anderen naar zijne modellen, op kunstmatige wijze voor den handel namaken. In het geheel zijn in Leeuwarden gevestigd twee fabrikanten met p.m. 40 gezellen, die voornamelijk goud verwerken, terwijl er nog 6 kleine bazen zijn. De firma Attema, die met 80gezellen werkt, vervaardigt hoofdzakelijk gouden sieraden van fijnere kwaliteit en oorijzers. De firma Nolet-Adema staat eveneens bekend goed werk te leveren. In 1895 werd aldaar 51857 gram goud 55160 gram zilver verwerkt. Wat het teekenonderwijs betreft, is de toestand als volgt: Het Bestuur der Ambachtsschool te Leeuwarden heeft de teekenzalen der school welwillend ter beschikking gesteld van het Wijckerhold Bisdomfonds, dat onder beheer van Jhr. Mr. D. O. Engelen, thans te Zutphen wonende, staat. Ten laste van dit fonds wordt gedurende het winterhalf jaar sinds 1882 elke week 3 avonden telkens van 7 — 9 uur uitsluitend vakteekenonderwijs gegeven aan 118 leerlingen, waaronder een twintigtal meisjes, die den leeftijd van 17 jaar bereikt hebben. Van deze 118 ambachtslieden zijn een tiental goud- en zilversmeden. Het vakteekenonderwijs van deze is reeds sedert jaren aan den cursus verbonden en de fabrikanten zijn met dit onderwijs zeer ingenomen. Een fabrikant zendt geregeld een zevental zijner gezellen, betaalt voor hen het schoolgeld en vergoedt hun het tijdverzuim. Het valt echter te betreuren, dat de jonge gezellen zoo vaak te vroeg meenen, dat ze voldoende zijn onderlegd. Slechts enkele brengen het tot zelfstandig ontwerpen, naar eenvoudige opgave. Deze avondcursus wordt in de Ambachtsschool gegeven elk jaar van 15 Sept. tot 15 Maart, zonder dat het Bestuur der school zich met de uitgaven daarvan heeft in te laten. Het schoolgeld bedraagt f 1.~ voor het winterhalfjaar waarvoor gereedschappen, zoowel als materiaal kosteloos worden verstrekt. In Sneek, een stad van 11500 inwoners, zijn ongeveer 11 werkplaatsen van goud- en zilversmeden gevestigd, van deze waren er verscheidene, die ieder met 10 a 12 man werkten. Thans zijn er in het geheel slechts p.m. 30 werklieden, die in het vak hun brood verdienen. Ofschoon deze vermindering aantoont, dat de productie niet is vooruitgegaan, wordt nochtans in Sneek het beste zilversmidswerk in Friesland geleverd. De werkplaatsen van de Haas, van de gebroeders Schijfsma, de gebroeders Reitsma, van de Groot, en Boersma, hebben alle een goeden naam. In 1895 werd er aan inlandsch fabrikaat 672 grammen gouden 524710 grammen zilver aangegeven. Het teekenonderwijs laat in deze plaats zeer veel te wenschen over. Een tiental jaren geleden, bij het 5Ojarig jubileum van den Hoofdonderwijzer J. Visser, hebben zijn oud-leerlingen de handen in elkaar geslagen om aan de klacht van den jubilaris, dat zoovele jongelieden van aanleg, na het doorloopen van de lagere school, bijna nimmer in de gelegenheid kwamen zich verder te bekwamen, te gemoet te komen en hebben een vereeniging gesticht, die zich ten doel stelt jongelieden, in Sneek woonachtig, tusschen 12 en 18 jaar en behoorende tot den minvermogenden stand, die zich door goed gedrag en aanleg onderscheiden, voort te helpen. Deze vereeniging telt thans een paar instellingen,die als donateurs ƒ10.— a f 15. — storten en 40 a 50 leden, die jaarlijks ƒ 2.50 contribueeren. Zij wij goed ingelicht, dan wordt door den Heer Rozenbeek, teekenleeraar aan de normaalschool elken Dinsdag van 10 — 3 uur aan de kinderen van het weeshuis, op kosten dezer inrichting teekenles gegeven. Door bemiddeling van bovengenoemde vereeniging, die met regenten van het weeshuis daartoe een overeenkomst hebben gesloten, wordt tevens door een tiental leerlingen, die in het ambacht practisch werkzaam zijn van deze lessen gebruik gemaakt. Hieronder zijn 5 zilversmeden (zegge 5), die tevens door bemiddeling der vereeniging les in het graveeren krijgen van den graveur van der Meulen, die bij de firma Schijfsma werkzaam is. Ons werd de gelegenheid geboden het graveerwerk dezer leerlingen in oogenschouw te nemen en het kwam ons voor, dat het van de practische zijde flink was aangepakt, doch dat vormen en contouren alsook de keuze der modellen te wenschen overlieten; een natuurlijk gevolg van het onvoldoende teekenonderwijs, dat de leerlingen hebben gekregen. Temeer is het te betreuren, dat in deze plaats geen goed teeken onderwijs gegeven wordt, omdat toch verschillende andere industrieën, voor wier beoefenaars dit onderwijs nuttig, ja zelfs noodzakelijk is, aldaar worden uitgeoefend: onder andere het koperen blikslagersvak, dat voorheen door vele kleine bazen werd beoefend, doch nu voor het grootste gedeelte door de Firma Laumans & Co. in een werkplaats is vereenigd; het vervaardigen van uurwerken, eene industrie, die zeer is achteruitgegaan en zich thans tot enkele beoefenaars beperkt,, terwijl voor de verschillende branchen der in Sneek aanwezige fabrieken, alwaar toestellen voor verlichting, verwarming en bluschmiddelen worden vervaardigd, het teekenonderwijs zeer gewenscht is. En deze nijvere bevolking heeft in de wintermaanden geen gelegenheid teekenonderwijs te ontvangen; het is zeker méér dan tijd, dat dit anders worde! De meermalen genoemde vereeniging heeft zeker wel een duitje overgespaard en met
algemeen overleg en eenige offervaardigheid zullen wel de middelen kunnen gevonden worden, om, zij het aanvankelijk op bescheiden wijze, een teekenschool op te richten. Daardoor zal zeker aan de wenschen van den Heer J. Visser in ruimere mate worden voldaan en Sneek zal er wel bij varen. De Friesche jongens hebben zeer veel aanleg voor artistieken arbeid: dit hebben ze meermalen op verschillend gebied bewezen. De leerlingen uit Friesland, die de Haarlemsche Kunstnijverheidschool bezochten, hebben allen de beste herinneringen achtergelaten. Doch het eerste vonkje moet worden aangewakkerd: verwaarloost men het of laat men het aan het toeval over, dan wordt het vaak uitgebluscht en een knap werkman gaat verloren. Te Heerenveen was tot 1895 de werkplaats van den bekenden drijver R.J. Spaanstra gevestigd, die met p.m. 80 gezellen werkte. Daar zijn zoon te Groningen woont en hij zelf reeds op leeftijd is (p.m. 70 jaar), zoo heeft hij zijn werkplaats naar laatstgenoemde stad overgebracht. Spaanstra werkte veel voor bet buitenland, vooral voor Parijs, nabootsing van oud-zilver en étagère goed. Toen hij in Heerenveen gevestigd was zorgde hij goed voor zijn leerlingen; deze werden door hem in de gelegenheid gesteld teekenles te ontvangen op een vakteekencursus, die door den leeraar in het teekenen aan de R. H. B. S. gegeven werd. Evenals in Sneek is een vereeniging tot opleiding van minvermogende jongelieden van aanleg in Heerenveen gevestigd, waarin de gemeenten Schoterland, Aengwirden en Haskerland zijn opgenomen.Ook hier is het doel, flinke practische mannen te helpen vormen en te bewijzen, dat goed ontwikkelde, wel onderlegde jongens in menig technisch of artistiek vak beter terecht komen, dan in postjes of betrekkingen als kleine ambtenaren. Door het vertrek van Spaanstra heeft de zilversmidskunst te Heerenveen opgehouden te bestaan en kan de vereeniging op dit gebied dus hare krachten niet meer uitoefenen. Dezen winter wordt echter een proef genomen met een cursus voor het aanleeren van houtsnijden, die onder leiding van Tekstra, oud-leerlingder Haarlemsche Kunstnijverheidschool, gegeven wordt. Wij zien dus, dat genoemde vereenigingen de beweging tot verheffing van het ambachtsonderwijs krachtig in de hand kunnen werken en het leerlingstelsel helpen organiseeren, terwijl de herleving van het kunstambacht door hen kan worden aangemoedigd. In de andere Friesche plaatsen vinden wij: Franeker met 4 werkplaatsen, Drachten, Steenwijk en Workum ieder met 2 werkplaatsen, Kalk, Bergum, Kollum, Surhuisterveen, Bolsward en Akkrum ieder met een werkplaats, die tezamen een veertigtal gezellen bezig houden. Het valt te betwijfelen, of de patroons en de gezellen, die in de bovengenoemde kleine plaatsen gevestigd zijn, het vak grondig hebben geleerd; van bizonder werk is weinig bekend en het vermoeden is gegrond, dat deze werkplaatsen, zich in hoofdzaak tot repareeren bepalen. Een vergelijk van vroegere toestanden van dezen belangrijken tak van het Kunstambacht, met de tegenwoordige ligt niet in het bestek van dit verslag. Zeker zal dit niet in het voordeel van het heden uitvallen, iets waarop de aandacht in het algemeen wel mag worden gevestigd.

Schoonhoven

Omtrent de Schoonhovensche zilverindustrie ontvingen wij van zeer bevoegde zijde de volgende inlichtingen: Reeds in de 15'" eeuw waren de goud- en zilverkramen uit Schoonhoven de grootste aantrekkelijkheden op de Friesche jaarmarkten, terwijl de stad reeds in 1502 hare ordonnantiën op het goud- en zilver vak bezat, die zij verkregen had door Philips, aartshertog van Oostenrijk, en welke nog in het archief te Schoonhoven te vinden zijn.Op het oogenblik zijn er 107 fabrikanten werkzaam, terwijl het aantal werklieden op 200 kan worden geschat. Zooals de cijfers aantoonen, staat het aantal werklieden niet in verhouding tot het aantal fabrikanten. De meest uitgebreide fabriek is die van den Heer H. Hooykaas, waarin 82 gezellen werken en die met stoom gedreven wordt, nog een paar andere fabrieken van eenigen omvang zijn aan het werk gebleven, doch de meeste fabrikanten werken met één of twee man of met één leerjongen. De exporteurs geven echter de voorkeur aan de producten van deze verschillende klein fabrikanten, omdat hun handelsvoorraad daardoor meer afwisseling van opvatting en uitvoering verkrijgt. In vroegere jaren bestonden er meer grootere fabrikanten, doch in den gulden tijd der industrie hebben zich vele gezellen zelfstandig gevestigd, omdat ze meenden, meer te kunnen verdienen, terwijl in den tijd der malaise, toen vele groote werkplaatsen werden opgeheven, of de patroons gedwongen waren hun personeel in te krimpen, vele gezellen broodeloos werden en daardoor gedwongen om zich als baas te vestigen. Het gevolg hiervan is, dat de grootste concurrentie in het leven geroepen werd, en de prijzen door de grossiers zeer worden gedrukt, doch tevens, dat een groote routine en practische handigheid in het vak verkregen werd, daar iedere baas slechts één soort van werk maakt, waardoor hij, in het door hem vervaardigde artikel, een bewonderenswaardige bedrevenheid heeft gekregen. Zoo maakt de een bv. zijn geheele leven niets dan flacondopjes, een ander kurken stopjes met zilveren plaatjes en ringetjes, een ander niets dan zilveren oorringetjes, een vierde lepeltjes, een vijfde beursknippen, enz. enz. en het is eigenaardig, dat ieder werkman aan zijn werk een eigen karakter geeft, waaraan hij door een deskundige direct te herkennen is. Er zijn in Schoonhoven wellicht 20 bazen, die niets dan Zeeuwsch knoopengoed maken: oogenschijnlijk gelijkt hun werk op elkaar als twee druppels water, en toch kan iemand, die het vak verstaat en de bazen kent, zonder het verplicht meesterteeken te zien, onmiddelijk den vervaardiger aanwijzen. Sedert 1887 was het aan de controle aangeboden verwerkte zilver steeds dalende, terwijl het uit het buitenland ingevoerde zilver steeds steeg, hetgeen voor de Schoonhovensche industrie zeer bedenkelijk werd. Het ingevoerd buitenlansche fabrikaat bestond voornamelijk uit zeer goedkoop Duitsch werk, broches, belletjes, armbanden, colliers, enz., het zoogenaamde „Frauenschmuck." In 1894 werd te Schoonhoven in den handel gebracht het Zeeuwsch „knoopwerk", nabootsing Zeeuwsen filigrainwerk, broches, oorbellen, armbanden, enz. en van toen af stijgt in dezelfde verhouding het verbruik van inlandsch zilver en daalt de opbrengst van het buitenlandsch zilver. Door een gelukkigen greep word het buitenlandsch werk verdrongen; voor een deel althans, want nog 18 grossiers brengen buitenlandsch fabrikaat in den handel. Een belangrijke tak van industrie is in de laatste jaren ontstaan door het zoogenoemd modern antiek (Old Dutch Works), dat over de geheele wereld, maar vooral in Amerika grooten aftrek vindt en waarvan hier groote magazijnen bestaan. In 1895 werd circa 1.5 miljoen gram modern antiek uit Nederland naar het buitenland uitgevoerd, een groot gedeelte daarvan was in Schoonhoven vervaardigd. Het best bewerkt en kostbaarst fabrikaat kwam echter uit Friesland, alwaar de kunst van het drijven hooger staat. In 1895 werden in Schoonhoven verwerkt 54085 gram goud en 2808140 gram zilver, terwijl uit het buitenland aldaar 68790 gram zilver regelmatig wordt ingevoerd. Deze cijfers toonen aan, dat de Schoonhovensche industrie van groote betekenis is en toch wordt aldaar voor het, vakonderwijs en de opleiding van den leerling weinig of niets gedaan. Een jongen van 12 jaar verlaat de lagere school en komt op de werkplaats; zijn salaris is 40ct per week. De uren door de wet op kinderarbeid als maximum gesteld worden door hem in een benauwd lokaal doorgebracht.Zijn bezigheden bestaan in alles en nog wat. Een blank slaafje voor den meester en diens ega, want huiselijke bezigheden behooren ook al tot zijn opleiding. Daar de wet hem slechts toelaat tot des avonds 7 uur werkzaam te zijn kan zijn bezoek aan do teekenschool (die eerst in April 1890 geopend werd) gedurende de eerste vier jaar trouw plaats hebben. Nauwelijks echter heeft hij den leeftijd, dat de wet zich aan hem onttrekt, 16 jaar, of de jongen bezoekt de werkplaats op de vastgestelde uren van 's morgens 6 tot 's avonds 8 uur. Zijn weekloon is successievelijk gestegen, tot f 2.— a f 2.50; ieder uur verzuim wordt hem daarvan afgetrokken en van verdere ontwikkeling is geen sprake meer. Is de jongen een beetje handig, heeft hij lust in zijn vak, kijkt hij flink om zich heen, dan wordt hij een goede knecht; in het tegenovergestelde geval wordt hij een slechte knecht, maar in beide gevallen is hij zilversmid en blijft hij zilversmid en vindt hij altijd een baas. Een goed werkman verdient f 7.50, een slecht f 4. — , de meesten f 6.— per week. Met overwerk wordt het loon nog iets verhoogd; van 's morgens 4 tot 's avonds 9 uur werk geeft 3 uur overwerk per dag, dat is p.m. f 1.50 per week. Dergelijke toestanden zijn voor de artistieke opleiding van den gezel even weinig bevorderlijk als voor zijn moreele ontwikkeling; als een machine is hij gedoemd zijn dagelijkschen arbeid te verrichten en niemand trekt zich verder zijn lot aan. Reeds jaren geleden, heeft de Heer A. M. J. Moussault, controleur van den waarborg voor goud-en zilverwerken te .Schoonhoven bij het houden van voordrachten over de goud-en zilversmeden in verschillende afdeelingen van Fabrieks- en Handwerksnijverheid in Nederland er op aangedrongen, stappen te doen tot het oprichten van een vakschool voor den toekomstigen goud-en zilversmid, zooals die in Duitschland in verschillende plaatsen bestaat. (Zie Verslag omtrent het Kunstindustrieel Onderwijs in Duitschland, Tijdschrift van de Mij. ter Bevordering van Nijverheid, Hanau en Pforzheim 1898). Hierbij sprak hij de overtuiging uit, dat een dergelijke school alleen goede vruchten kan afwerpen in de bakermat der industrie en wel in Schoonhoven. Bij velen vond dit voorstel een gunstig onthaal; eindelijk is dan ook eenige beweging in deze zaak gekomen en de Nijverheidsvereeniging voor goud-en zilversmeden heeft het oprichten eener teeken- en boetseerschool krachtig ter hand genomen. Dank zij den veelvermogenden steun van den referendaris der afdeeling Kunsten en Wetenschappen, Jhr. Mr. Victor de Stuers, werd vorig jaar een school onder directie van den Heer F. W. Pepe, oud-leerling der normaalschool voor teekenonderwijzers, geopend, die al dadelijk een lOOtal leerlingen telde. Moge deze eerste schrede op den goeden weg door andere gevolgd worden en na verloop van tijd in Schoonhoven een vakschool voor goud-en zilversmeden opgericht worden, die nieuw leven in deze zoo belangrijke industrie zal brengen, alwaar de leerlingen niet als machines worden opgeleid, doch waar zij een ruim overzicht in hun vak krijgen, waar hun verstand en gevoel wordt ontwikkeld om nieuwe denkbeelden te verwezentlijken, nieuwe vormen te ontwerpen en waar hun de schoone en goede voorbeelden der oude meesters onder het oog worden gebracht, om daaruit de zuivere beginselen te putten en in toepassing te brengen. Waar zou deze vakschool beter geplaatst zijn dan in het oord, waar de traditie van het vak zich sinds eeuwen heeft vastgeworteld en als het ware ieder inwoner als goudsmid geboren wordt. Het voorafgaande in aanmerking nemende valt het niet te ontkennen, dat het vak in het centra der goud-en zilverindustrie, Friesland en Schoonhoven achteruit is gegaan. Dat er over het algemeen minder werk aan de markt wordt gebracht is niet aan te nemen, daar de welvaart zich meer algemeen heeft uitgebreid, waardoor de vraag naar het artikel moet zijn toegenomen. De fabrikatie moet zich dus hebben verplaatst.Indien wij met de toestanden van den tegenwoordigen tijd rekening houden, dan staan wij voor twee omstandigheden, waaraan de ambachtsnijverheid in het algemeen onderworpen is. Ten eerste: de verbetering der machineriên en de verdeeling van den arbeid, waardoor de concurrentie bestreden wordt.Ten tweede: de eisenen der artistieke uitvoering, wat betreft vorm, kleur en versiering, waarop de afnemers meer en meer zullen gaan letten. Deze beide factoren hebben steeds groeten invloed uitgeoefend en zullen in de toekomst nog meer invloed uitoefenen, om het winstgevend bestaan der fabrieken en werkplaatsen en vooral die, welke in verband staan met het kunstambacht, te verzekeren.Voor het eerste geval is het de zaak van den ingenieur om de machines te bedenken en van den werkgever om zijne werklieden voor een zeker doel te drillen en den arbeid met tact onder hen te verdeelen. De tweede factor, de artistieke bewerking, verdient zeker in hooge mate onze aandacht on onze zorgen, te meer nog omdat in een behoorlijk ingerichte werkplaats of fabriek van onzen tijd, juist door den grooten omvang, dien de machinale arbeid heeft verkregen, nog maar zelden gelegenheid bestaat, de eerste grondslagen van het vak in zijnen geheelen omvang, grondig te leeren en deze gelegenheid, na verloop van tijd, nog zeldzamer zal worden. In den industrieelen wedstrijd, dien de natiën onderling houden, zal de minst bekwame ten onder gaan, om dezen strijd met gunstig gevolg te kunnen volhouden, en een eervolle plaats onder de concurreerende landen te veroveren, moeten de strijdkrachten goed worden toegerust; door hooge eischen aan de opleiding van enkele begaafde jonge lieden te stellen, zal men het geheele vak verheffen. Want deze zullen later, in bovengenoemden wedstrijd, voorvechters zijn. Is men hierop niet bedacht, dan zal men de handwerksnijverheid zien kwijnen, de bronnen van bestaan, die ze oplevert, zien verdwijnen en de handen, die ze bezighoudt, werkeloos maken. Daarom zijn in Friesland, zoowel als in Schoonhoven vakscholen voor" de goud- en zilverindustrie zeer gewenscht, doch vakscholen, die met eenvoudige middelen werken, die rekenschap houden met de eigenaardigheden der bestaande industrie, die zich op die plaatsen geleidelijk heeft ontwikkeld en vooral met het naive, oorspronkelijke karakter der produkten, dat men moet trachten te veredelen en ontwikkelen. De Haarlemsche school heeft echter een meer bescheiden doel voor oogen, en wel de voorheen bestaande graveercursus, waarin verschillende jongelieden, die thans goed hun brood verdienen werden opgeleid, te vervangen door een cursus voor metaalindustrie, dat wil zeggen de opleiding voor hen, die later in die industrie willen werkzaam zijn. Het eerste leerplan van dezen cursus alsook het plan van organisatie werden in handen gesteld van de commissie der school. Het geeft duidelijk aan, dat hier geen speciale opleiding voor goud of zilversmeden is bedoeld, doch de leerlingen krijgen de eerste opleiding, teekenen, boetseeren en ontwerpen, drijven in verschillende materialen, vooral onedele metalen, enz. Mocht het later blijken, dat deze lessen met het graveeren en stempelsnijden moeten worden uitgebreid, dan kan daarin met betrekkelijk weinig kosten worden voorzien. De Haarlemsche school, die reeds een paar leerlingen van den vroegeren graveercursus voor deze afdeeling beschikbaar heeft, eigent er zich uitstekend toe, om op de meest voordeelige wijze een dergelijken cursus in te richten, omdat de bestaande teeken- en boetseercursus do leerlingen reeds op een aanmerkelijke hoogte kan brengen. Dat er oogenblikkelijk in de centra der industrie nog geen vakscholen zijn, zal geen reden zijn om genoemde inrichting een leercursus voor metaalbewerking te onthouden. Haarlem is evenmin het centrum voor decoratieschilders of houtbeeldhouwers en toch werden reeds in beide vakken een aanzienlijk aantal jonge lieden uit verschillende provinciën van het land gevormd, die thans allen een eervollen werkkring hebben. De, hierachter als bijlagen volgende, verslagen leveren het bewijs, dat de meeste vaklieden de noodzakelijkheid inzien van het oprichten eener vakschool ten dienste der artistieke metaalbewerking. Wij zijn er dus van overtuigd, dat wij daarin bij andere landen ten achteren staan. Hoezeer wij het reeds verrichte ook waardeeren, toch voelen wij de behoefte, dat er meer gedaan worde. De proef, die men hier wil nemen, is niet kostbaar. In de eerstvolgende vergadering van den Raad van Bestuur zal de Commissie van de school omtrent het vestigen van dezen cursus nadere gegevens ter tafel brengen en het zal U blijken, dat met weinig offers, zeer veel nut zal kunnen worden gesticht. Wij koesteren dan ook de hoop, dat met algemeene medewerking deze vakcursus, de eerste op dit gebied in ons land, zal worden opgericht en nemen de vrijheid uw geacht college de verwezenlijking van dit plan ten zeerste aan te bevelen.


* The original article is published in old Dutch. I am indebted to forum moderator 'Oel' for editing the article into its current format.

Trev.
dognose
Site Admin
Posts: 59003
Joined: Thu Dec 29, 2005 12:53 pm
Location: England

Re: De Tegenwoordige Toestand der Nederlandse Goud en Zilversmidskunst

Post by dognose »

Part 2:

II. BIJLAGEN,

FIRMA HOEKER EN ZOON, Amsterdam.

De Heer Hoeker heeft de ontwikkeling van het goud- en zilversmidvak in Nederland ongeveer een halve eeuw medegeleefd; hij heeft gezien, hoe het vak zich van lieverlede aan een ongunstigen toestand heeft ontworsteld, en terugziende op zijn loopbaan komt het hem voor, dat voor een klein land als het onze de omstandigheden, waarin het vak zich thans bevindt, bevredigend kunnen genoemd worden, al blijft verbetering noodig en wenschelijk. Een groote factor in den vooruitgang van het vak is de smaak van het publiek, en al is deze in de laatste jaren vooruitgegaan, toch moet men nog altijd zaken vervaardigen, die tegen eigen smaak strijden, wil men zijn clientèle niet verliezen.De vraag naar artistiek werk is echter steeds toenemende en de vooruitgang in den smaak van het koopend publiek wijt de Heer Hoeker vooral aan den invloed van de werkstukken der zilversmidskunst uit vroegere dagen, die weder in eere hersteld zijn. De firma beheerscht behalve de massaproductie de verschillende technieken van het vak; hiervoor goede krachten te vinden heeft veel moeite en opofferingen gekost, maar men is er in geslaagd een flink en degelijk personeel te krijgen, waaronder specialiteiten voor ciseleeren, monteeren en zetten van edelgesteenten enz., die voor het grootste gedeelte hun opleiding in de fabriek ontvangen hebben; voor de aankomende zilversmeden is het vervaardigen van modern antiek een goede leerschool geweest. Het personeel geeft, waar het daartoe aanleiding vindt, ondubbelzinnige blijken van toewijding; de toestand op de werkplaats is dus over het algemeen zoo gunstig mogelijk. Bij het aankweeken van jonge krachten, struikelde men vroeger vooral op het avondteekenonderwijs, dat vóór het oprichten der school voor kunstambachten te Amsterdam aller gebrekkigst was. Thans gaat het beter; de reorganisatie van de ambachtsschool als ook het ontstaan van andere gelegenheden, die voor het avondteekenonderwijs langzamerhand in Amsterdam gevestigd werden, hebben veel goed gedaan. Het valt echter niet te ontkennen, dat een vakteekenschool voor metaalbewerking in het algemeen, benevens een goede oefenschool voor enkele vakken der metaalindustrie zeker goede vruchten zou afwerpen; wat dit laatste betreft, is vooral een school voor metaal drijven aan te bevelen. Op het gebied van het graveeren zou men in de praktijk nog wel uitmuntende krachten voor wapens en initialen kunnen gebruiken, doch de behoefte is over het algemeen te gering om daarvoor een leerwerkplaats op te richten. Wat een practische leerwerkplaats betreft, meent de Heer Hoeker, dat men er vooral op bedacht moet zijn, dat het onderwijs gegeven worde door iemand, die het vak volkomen machtig is en die geheel in de praktijk is ingewijd, daar men in het tegenovergestelde geval de meest gebrekkige resultaten zal verkrijgen. Het is een noodzakelijkheid, dat de ontwerper het materiaal kent, dat hij weet, het geen er mede gedaan kan worden en de resultaten kent, die men, wat vorm en kleur betreft, er mee kan bereiken; met de technische moeilijkheden en de eigenaardigheden van het vak moet hij dus grondig bekend zijn.

FIRMA BONEBAKKER, Amsterdam.

De Heer Bonebakker is van oordeel, dat, wat zijne firma betreft, het oprichten eener vakschool voor goud- en zilversmeden geheel overbodig is. Het personeel wordt bij hem van lieverlede naar de behoefte in de fabriek- opgeleid; met dezen maatregel is men zeer tevreden, daar de verschillende krachten zeer goed aan het doel beantwoorden. Na het afloopen der lagere school komen de leerlingen op de fabriek en bezoeken des avonds de teekenscholen; de meesten blijven tot zij hunne militaire plichten moeten vervullen en komen voor het grootste gedeelte na afloop daarvan weer terug. Slechts bij enkele uitzondering is het voorgekomen, dat leerlingen vóór den afgelegden leertijd de fabriek verlaten en dit niettegenstaande er geen bindende bepalingen bestaan. De harmonie tusschen leerlingen, gezellen en patroons laat dan ook niets te wenschen over; de firma doet al het mogelijke om deze goede verstandhouding te bevestigen. Is men echter van oordeel, dat men het goud- en zilversmidsvak door een speciale vakschool hier te lande kan verheffen, dan is de Heer Bonebakkervan meening, dat het onderwijs in het drijven de meeste aanbeveling verdient.Voor den drijver is kennis van het zilversmidsvak zéér gewenscht, daar hij zelfstandig werkende, anders telkens van den zilversmid afhankelijk is. Voor een alleszins bekwamen goudsmid is b.v. eenige kennis van drijven en het kunnen hanteeren van den graveersteeker aanbevelenswaardig om zich op een atelier als onmisbaar werkman gewaardeerd te zien. Zoo is naar zijn oordeel voor bekwame graveurs, op de hoogte der heraldiek en bedreven in het stempel snijden, nog een loonende werkkring te vinden.

FIRMA VAN DEN EERSTEN EN HOFMEYER. Byoutiers en Juweliers, Amsterdam.

Deze firma vervaardigt artikelen van beter soort; ringen, armbanden, oorbellen en dergelijke sieraden, gemonteerd met diamanten, paarlen en edelgesteenten worden op de werkplaats vervaardigd. Alle afdeelingen van het vak worden door de firma beheerscht; zij werkt met 9 werklieden en kweekt de werkkrachten op de werkplaats. De Heer Van den Eersten is van oordeel, dat het byouterievak alleen op de werkplaats geleerd kan worden en dat een leerschool door verschillende omstandigheden van technischen aard niet is aan te bevelen. Het vak biedt zooveel eigenaardige afwisseling en vereischt voor de uitvoering te veel kostbaar materiaal om in een leerschool met vrucht te worden behandeld. Een leerschool voor drijven en graveeren zou echter wel gewenscht zijn, daar een goede byoutier den pons en de graveernaald, als het voorkomt, bij zijn werk moet kunnen hanteeren, al is hij er direct geen premier in. Omtrent een leerschool voor zilversmeden wenscht de Heer Van den Eersten zich niet uit te laten, daar hij van de behoefte, die er in deze branche bestaat, niet geheel op de hoogte is. Op het oogenblik is het zeer moeielijk geschikte leerkrachten te vinden; de meeste jongelui verkiezen den kantoorkruk boven het ambacht. In de praktische werkplaats bieden zich heden ten dage geen degelijke werkkrachten aan; een leer werkplaats voor het byouterievak zou in ons land weinig bezoek trekken. Ernstige klachten doet de Heer Van den Eersten hooren omtrent op onbillijke buitenlandsche concurrentie, die het byouterievak hier te lande wordt aangedaan en waartegen de wetten dit vak niet voldoende beschermen. Alle pogingen om het vak te verheffen moeten voorafgegaan worden door een gezonde, wettige regeling, opdat de buitenlandsche concurrentie niet worde beschermd ten nadeele van de inlandsche industrie. Het buitenlandsche fabrikaat wordt tersluiks ingevoerd, niet alleen om de inkomende rechten te ontduiken, doch vooral om de voorwerpen van den Nederlandschen waarborgstempel te kunnen laten voorzien en ze zoo als inlandsch fabrikaat te kunnen verkoopen. de pakketpost werkt dezen invoer zeer sterk in de hand. De adressen, die omtrent dit punt door vele Nederlandsche fabrikanten aan Z. E. den Minister van financiën en Z. E. den Minister van waterstaat, handel en nijverheid zijn aangeboden, werden tot op dit oogenblik nog niet beantwoord. Om deze concurrentie te voorkomen, zou de Heer Van den Eersten wenschen, dat de voorwerpen gestempeld werden, vóór ze gereed, d. w. z. vóór ze gekleurd en gepolijst waren, en dat de geheel gereed zijnde voorwerpen gestempeld werden als vreemde werken; zoodoende zou al veel gewonnen zijn. Wil men het juweliersvak in Nederland tot bloei brengen, dan is het volstrekt noodig, dat de regeering maatregelen neme.

DE NEDERLANDSCHE GOUDEN KETTINGENFABR1EK te Amsterdam. Eigenaar de Heer J. B. Citroen.

Deze fabriek werd in 1860 gesticht; door hare degelijke organisatie en de goede zorgen, die aan de verbetering van werktuigen worden besteed, kan zij als eene modelinrichting op dit gebied worden beschouwd. De eigenaar, de Heer Jacob B. Citroen, is van hetzelfde gevoelen als de firma v. d. Eersten en Hofmeijer; ook hij is van oordeel, dat de Nederlandsche Industrie kwijnt en gedrukt gaat door de buitenlandsche concurrentie en zou wenschen, dat er betere wettelijke bepalingen voor de goud- en zilverindustrie in het leven werden geroepen — vooraleer men de verbetering en ontwikkeling van het vakonderwijs voor deze branche ter hand neme — en leer werkplaatsen worden ingericht — omdat velen door genoemde concurrentie hier te lande nauwelijks hun brood kunnen verdienen. Daar dit onderwerp reeds vaak, zoowel in het orgaan der Mij. v. Nijverheid alsook in den boezem der Vereeniging van Fabriek- en Handwerksnijverheid besproken werd en wij ons niet bevoegd achten dit onderwerp te behandelen, wenschen wij het oordeel daarover aan meer bevoegden over te laten. De Heer Citroen meent echter, dit, indien meer gunstige toestanden kunnen worden verwacht, eene leerwerkplaats voor jonge lieden, die plan hebben later in de metaalindustrie werkzaam te zijn, eene hoogst gewenschte zaak is — en in eene groote leemte zal voorzien — doch de leerlingen moeten niet spéciaal voor een of ander vak der goud- en zilverindustrie worden opgeleid; doch zij moeten naast het teekenen en boetseeren — zooveel weten van de praktische bewerking der metalen, dat zij later mot vrucht in het een of ander vak kunnen treden; dan zullen ze spoedig inde praktijk vooruitkomen, omdat ze een open oog hebben gekregen voor de beginselen, die het vak beheerschen en hebben leeren zien en opmerken. Hij zou het zeer toejuichen indien de Mij. van Nijverheid den eersten stoot aan eene dergelijke goede zaak zou geven.

WERKPLAATS VAN J. H. BROM, Zilversmid te Utrecht.

De Heer Brom, zilversmid te Utrecht, is van oordeel, dat over het algemeen het stichten van een leerwerkplaats voor zilversmeden, ter veredeling van het vak, weinig nut zal stichten. De meester, die, persoonlijk de leiding van een werkplaats heeft en de verschillende vakken kan beheerschen, geeft er de voorkeur aan om zelf de leerlingen op te leiden. Door het vormen van werkkrachten, buiten de werkplaats om, wordt aan onbevoegden de gelegenheid gegeven, eene, voor de degelijke meesters, ongewenschte concurrentie in het leven te roepen, en kunnen zoodoende de patroons, die het vak grondig geleerd hebben, veel nadeel doen. Ook worden leerlingen op een leer werk plaats niet genoeg in de praktijk opgevoed; zij zien te weinig, hebben te weinig prikkel om vlug en handig te worden en krijgen een te hoogen dunk van zichzelf. Naar zijn oordeel acht de Heer Brom het het best, wanneer de werkman op de laagste sport van het ambacht in de werkplaats begint en zich langzaam uit eigen kracht ontwikkelt, in die mate als zijn verstandelijke vermogens, zijn artistieken aanleg en zijn handwerk routine het hem toelaten. Door met het allereerste, het vegen van de werkplaats, het opruimen der werkbanken en het schoonhouden van verschillende gereedschappen te beginnen, zal een leerjongen zaken waarnemen, die voor zijn verdere ontwikkeling nuttig en noodig zijn en die hem later in het ambacht onschatbare diensten bewijzen. Maar ook van den eersten dag af behoort aan den leerjongen werk te worden gegeven, waaraan hij zich practisch kan oefenen, want een groote mate van vlugge handigheid is in het vak een eerste vereischte. Dit werk wordt telkens van anderen aard, zoodat men gelegenheid krijgt om al heel spoedig te zien voor welke branche van het vak de jongen 't meest geschikt blijkt. Hij, die blijken geeft van aanleg wordt tot graveur of drijver opgeleid; anderen worden monteur. Is eenmaal het vak of het onderdeel van het vak gekozen (waarin ook de leerling zelf een woord heeft mee te spreken), dan blijft de leerling ook gewoonlijk voor goed aan deze branche om zich geheel en uitsluitend daarop toe te leggen. Het is opmerkelijk, hoe ijver en aanleg velen tot een goed resultaat leiden en hoe andere, die traag en onverschillig zijn, altijd krukken blijven, ofschoon zij dezelfde gelegenheid hebben gehad zich te bekwamen. Het inrichten van een leerschool voor zilversmeden zal naar zijne meening groote bezwaren opleveren. Ten eerste is het goudsmidsvak te veel omvattend en bestaat uit te veel speciale onderdeden, als monteeren, slaan, draaien, graveeren, drijven, niëlleren, émaileeren, diamanten zetten, enz. Het onderwijs in deze vakken zou, daar de bewerking dezer verschillende technieken hoogst zelden door één persoon geschiedt evenzoovele specialiteiten eischen. De leerwerkplaats op de school zou in elk geval slechts als voorbereidende studio kunnen gelden, om een algemeen overzicht van het vak te krijgen. Op de werkplaats worden de verschillende krachten in de bizondere technieken aan het werk gezet, zoodat ze daarin specialiteiten worden. Ten tweede is het een groot bezwaar voor een dergelijke werk plaats werk te vinden en het te plaatsen; het materiaal is kostbaar en aan het maken van werkstukken of onderdeden, die niet geschikt zijn voor de praktijk, wordt geen waarde gehecht. Ten derde, zou het installeren van een dergelijke werkplaats met de noodige gereedschappen en machines, met onderhoud en salarissen zooveel kosten, dat het zeer de vraag is of het nut er van evenredig zou zijn aan de uitgaven, want terwijl een patroon in de practijk zich soms weet te redden met reeds verouderd gereedschap, behoort op zulk een leerschool zeker van alles het eerste en het beste te zijn. Mocht men er toe willen overgaan een leerwerkplaats voor één speciaalvak te stichten, zooals dat reeds vroeger op de school voor Kunstnijverheid plaats had, dan zou dat voor graveur den voorrang verdienen. Voor dit vak wordt het minste gereedschap vereischt; een kleine Werkbank, eenige graveerijzers en de noodige platen, vormen de geheele installatie. De voor graveur goed-opgeleide leerlingen kunnen zich gemakkelijk vestigen; men kan voor fabrieken en winkeliers werken en nog andere bronnen van inkomsten doen vloeien. Over zijn eigen werkplaats deelde de Heer Brom ons mede, dat bij hem de leerlingen worden opgeleid van dat zij de lagere school hebben verlaten. Zij verdienen dadelijk f 1.— per week en klimmen op tot f 2.— en f 3.— na 2 of 3 jaar; dit hangt af van den ijver en de geschiktheid van de leerlingen. Vroeger gaf de Heer Brom zich persoonlijk veel moeite voor zijn leerlingen; Zondags gaf hij hen teekenen boetseerles; hiermede is hij evenwel geeindigd. De leerlingen, waaraan de meeste zorg was besteed, verlieten gewoonlijk spoedig zijn werkplaats om bij concurrenten te gaan werken. Naar zijn meening is een goed geregeld leerlingstelsel hoogst wenschelijk. Sinds eenigen tijd heeft hij een nieuwen regel ingevoerd, n. 1. om elke week 50 ct. van het loon van den leerling in te houden en dat voor hem te beleggen. Dit heeft een dubbel voordeel, voor de leerlingen, dat zij aan het einde van hun leertijd dit geld ter hunner beschikking krijgen en voor den patroon, dat de leerlingen niet onder hun leertijd de werkplaats verlaten om bij anderen te gaan werken.

DE KONINKLIJKE UTRECHTSCHE FABRIEK VAN ZILVERWERKEN VAN A. BEGEER.

Deze fabriek, voor 1882 gevestigd op het Domplein, sedert November van dat jaar naar de Oude Gracht overgebracht, werd in 1857 gesticht door den Heer J. van Lier met den Heer C. E. Bauer als technisch-directeur. In 1862 ging zij over aan een naamlooze vennootschap onder beheer van de Heeren Jhr. Heemskerk van Beest, Mr. J. J. Rahusen en Mr. P. VerLoren van Themaat. De Directeur, de Heer Bauer, werd in 1866 vervangen door den Heer C. J. Begeer, als directeur en vennoot. In 1879 overleed deze en werd opgevolgd door den Heer A. Begeer, destijds werkzaam aan 's Rijks Munt te Utrecht, aan wien in 1882 de geheele onderneming in eigendom overging. In 1895 nam de Heer A. Begeer zijn zoon, die zijne eerste opleiding te Hanau genoten heeft, de Heer C. L. J. Begeer, in zijne zaken op. De fabriek genoot in den loop der tijden vele onderscheidingen: in 1889 werd haar door Z. M. den Koning den titel van Koninklijke Utrechtsche Zilverfabriek verleend; in 1882 werd zij hofleverancier van H. H. M. M. den Koning en de Koningin, in 1891 van de Groothertogin van Saksen. In Eigen Haard, Jaargang 1887 no. 29, vinden wij een beschrijving van de fabriek door den Heer M. Brinkgreve, waaraan wij enkele bizonderheden ontleenen. Aanvankelijk had men bezwaar bekwame werklieden te krijgen daar die in ons land schaars gevonden worden. Allengs ging dit beter, vooral doordien de ondernemers met gebruikmaking van de hulpmiddelen, die Utrecht aanbiedt, zich op de vorming en ontwikkeling van jongelieden met volharding toelegden. De fabriek breidde zich dan ook aanhoudend uit, en verschillende belangrijke werken werden daar vervaardigd, waarvan wij slechts enkele willen noemen, die voldoende zullen zijn om aan te toonen, dat de K. Utrechtsche Zilverfabriek een der eerste van ons land kan worden genoemd. Door wijlen Z. M. den Koning werd den Heer Begeer opgedragen een surtout de table van groote waarde te vervaardigen in het karakter van den stijl onder Lodewijk XV in zwang en in den geest van de werken van den bekenden Franschen zilversmid Meissonier. Deze taak werd door hem op uitmuntende wijze en tot hooge tevredenheid van Z. M. volbracht. Om dergelijke bestellingen in betrekkelijk korten tijd ten uitvoer te brengen, moet men over degelijke werkkrachten en eene uitstekend georganiseerde werkplaats kunnen beschikken. Voor Mr. F. Baron van Heeckeren van Wassenaar werd een wapenrusting uit staal vervaardigd, naar het origineel, dat zich in de verzameling te Weenen bevindt, die geheel gedreven werd en waarvan de figuren verzilverd en de ornamenten verguld zijn. Bij het aftreden van den Heer Jhr. Mr. Van Doorn werden door Burgerij, Burgemeester en Staten verschillende geschenken aangeboden; ook deze werden in de fabriek vervaardigd. Het geschenk, dat bij het bezoek aan Utrecht aan H.H. M.M. werd aangeboden, bestaande uit een albumkastje, werd eveneens aldaar ontworpen en uitgevoerd. De zilveren bas-reliefs van het kistje, waarin de oorkonden van het oud-studentenfonds bij gelegenheid van de Universiteitsfeesten in 1886 werden opgesloten, zijn eveneens op de fabriek ontworpen en gedreven. Voor de eerste steenlegging der uitbreiding van de Utrechtsche Universiteitsgebouw, werden door H. M. de Koningin gebruik gemaakt van ivoren hamer, truweel en ebbenhouten kalkbak, alles rijk met zilveren ornamenten versierd, die eveneens aldaar vervaardigd werden. Verder heeft de firma zich in het bizonder onderscheiden door het vervaardigen van tal van eerebekers en andere geschenken voor militaire en civiele vereenigingen. Een bizondere afdeeling dezer fabriek is het vervaardigen van gedenkpenningen, hetgeen tot nog toe in ons land alleen aan de Munt kon geschieden. Een groot aantal medailles kwam uit deze werkplaats Slechts enkele uit de vele willen wij hier noemen: de medailles op Prof. Asser, Jhr. Backer, Mr. Jordens en Mr. Werkewoudt, alsook die op de universiteit te Utrecht, de Beurs en Fruithal, het 100 jarig bestaan der Rijdende Artillerie, de Opening Oostzee-kanaal, de Troonsbestijging van den Groothertog van Luxemburg en op verschillende geschiedkundige feiten op ons Koninklijk huis betrekking hebben, terwijl er nog vele medailles voor tentoonstellingen en wedstrijden vervaardigd werden. De Heer Begeer heeft tot nog toe zijne leerlingen in de fabriek opgeleid; op het oogenblik van ons bezoek waren er een tiental aan het werk. Deze jongens beginnen met een salaris van ƒ 0.50 in de week, dat langzamerhand (ƒ 0.50, ƒ 0.75, ƒ 1.75, ƒ 2.50) stijgt tot ƒ 3.50. Zij worden, nadat de leertijd van 5 jaar is afgeloopen, per uur betaald. Leerlingen, die met ijver en lust hun geheelen leertijd hebben doorgemaakt, ontvangen, bij beeindiging een spaarbank boekje met ƒ 60.— a ƒ 70.— Voor de vele opofferingen, die de patroons zich hier voor de leerlingen getroosten, oogsten zij dikwerf weinig voordeel of dank. Het gebeurt toch vaak, dat leerlingen, wanneer zij den leertijd doorloopen hebben, de fabriek verlaten, om met de op de fabriek verkregen kundigheden op andere werkplaatsen te gaan werken. Zodoende kweeken zij de werkkrachten voor concurrenten, hetgeen hen dikwijls doet wankelen op den ingeslagen weg -voort te gaan. Om deze reden, en omdat de fabriek in de laatste jaren zeer is uitgebreid, acht de Heer Begeer het wenschelijk, dat elders een dergelijke leerwerkplaats voor het vak worde opgericht. In vroegere jaren, gingen vele Nederlandsche jongelieden, die zich in het vak wilden bekwamen, naar Hanau, doch dit wordt meer en meer bezwaarlijk, omdat alleen het schoolgeld voor buitenlanders thans 200 Mark bedraagt en vermoedelijk nog zal stijgen. De leerwerkplaats, zou volgens hem op de volgende wijze moeten worden ingericht: De jongens moeten flink aan het werk worden gezet; 't eerste jaar moet die arbeid afwisselend zijn en vooral bevatten: teekenen, modelleeren, en omgaan met gereedschap; 't teekenen, vooral het uitslaan van eenvoudige voorwerpen, zoodat ze weten, hoe ze uit een plaat een voorwerp kunnen samenstellen voor zilversmeden. Later 't kloppen van verschillende vormen; op de eventueel in te richten klasse kan dat even goed uit koper gebeuren; voor ciseleurs en graveurs moet modelleeren een hoofdzaak worden. Voor den zilversmid is 't modelleeren slechts in zooverre behoefte, dat ze in elkaar kunnen zetten als schets, wat ze van plan zijn te maken. Voor de ciseleurs en graveurs niet; deze moeten goed kunnen modelleeren, om naar hun model geheel te kunnen werken. De graveurs moeten goed met den beitel leeren omgaan, om bij goed werk, in den kortst mogelijken tijd een stempel te kunnen maken. Zij moeten leeren practisch te werken, d. w. z. dat zij met een beitel moeten leeren wegnemen, in 1 uur, waaraan ze met de graveerstift een dag zouden moeten werken. Alleen dan kunnen door een school flinke mannen voor de praktijk gevormd worden. Wat de leeraren betreft, zouden deze een eigen atelier moeten hebben en alleen voor fabrikanten, niet voor particulieren mogen werken. Wil de school de steun van fabrikanten ondervinden, dan moet zij niet als concurrent optreden, hetgeen zou geschieden als voor particulieren gewerkt werd.

FIRMA H. J. SCHONENBERG EN ZOON, te Utrecht.

Eigenaar Jan Wefers Bettink.

De Heer Wefers Bettink deelde ons een en ander omtrent zijn fabriek, alwaar speciaal gouden lijfsieraden vervaardigd worden, mede. Deze fabriek, opgericht voor het debiet hier te lande, heeft zich door het kwijnen dezer nijverheid gedwongen gezien, ook naar een afzet op andere markten om te zien.Het concurreeren op de wereldmarkt maakt, dat de artikelen moeten uitmunten door degelijkheid, schoonheid van vorm, verscheidenheid en billijkheid van prijs. Op zijn fabriek wordt vervaardigd, wat men in handelsstijl noemt “le beau courant", dat is: voorwerpen, die in de beste magazijnen, als verkoopsartikel kunnen worden opgenomen, eveneens in de magazijnen op deze volgende, doch die niet zoo exclusief zijn, dat alleen artisten die kunnen maken, hoewel zij goede werklieden vereischen. het blijft handwerk, het is geen kunst, hoewel het er naar streeft kunst-handwerk te zijn. Om dit peil te verheffen moest het peil van het koopend publiek hooger zijn. Hier te lande ziet de kooper in de eerste plaats op den prijs en daarna op schoonen vorm en gesoigneerde uitvoering, terwijl in België, Frankrijk en Zwitserland in de eerste plaats op het laatste gelet wordt, terwijl de prijs in de tweede plaats komt. Voor de betere artikelen geldt deze opmerking ook voor Duitschland. De fabriek vervaardigt byouterien in goud met edelsteenen versierd in nagenoeg alle categoriën, doch knoopen en ringen komen als specialiteiten voor. Ten einde echter aan de concurrentie het hoofd te bieden moeten telkens nieuwe vormen bedacht, voortdurend het koopend publiek door nieuwigheden tot koop geprikkeld worden. Hierin steeds te voorzien, blijft de opgave, die van den Heer Bettink en zijne beide zonen de grootste inspanning vereischt. Het personeel der fabriek is voor het grootste gedeelte samengesteld uit gezellen, die als leerling in de werkplaats gekomen, daar hunne opleiding hebben genoten. De winteravonden teekenen de leerlingen, hetzij op den cursus der Burgeravondschool, hetzij op die van het Museum van Kunstnijverheid te Utrecht. De Heer Bettink meent, dat voor aankomende goud- en zilversmeden het belang van het teekenen en boetseeren zoo overwegend is, dat de cursussen der Burgeravondschool, die bij de wet moeten geven: een algemeene ontwikkeling van den ambachtsman, waarbij voortgezet lager onderwijs enz. een groot gedeelte van den te besteden tijd in beslag nemen, voor dit vak minder doeltreffend zijn dan een teekenschool, gebaseerd op het kunsthandwerk. Op de vraag of er naar zijne meening een toekomst zou zijn voor een leerwerkplaats voor de industrie dor edele metalen, antwoordt de Heer Wefers Bettink ontkennend. Hij acht het oprichten daarvan om verschillende redenen zeer bezwaarlijk. De finantieele offers, die een leerwerkplaats in edele metalen eischt. zijn uit den aard van het te verwerken materiaal zoo gróót, dat men, omdat een dergelijke leerwerkplaats geen débouché heeft, reeds daardoor den leerlingen niet kan laten maken, wat een fabriek vermag: tevens zou het moeilijk zijn voor de leerlingen, die een opleiding zouden moeten hebben in alle tot het vak behoorende technieken, een plaatsing hier te lande te vinden. Wel is er heil te verwachten van het oprichten eener school voor teekenen en boetseeren voor de industrie der edele metalen. Teekenen is het voornaamste voor juweliers en goudsmeden; zonder teekenen geen goed werk. Eene inrichting, waar goudsmeden goed leeren teekenen, zooals dat in de praktijk wordt geeischt, ontbreekt geheel in ons land en zou men dus door het oprichten van een vakteekenschool veel nut stichten. Van een dergelijke teekenschool, geplaatst onder bekwame minnen, die teekenen en techniek beide verstaan, is veel goeds te verwachten. Daar voor de verschillende onderdeelen der industrie van edele metalen zoo geheel verschillende eischen worden gesteld, spreekt het van zelf dat bij de keuze van het onderwijzend personeel, daarmede rekening moet worden gehouden, evenals op dergelijke scholen in het buitenland, waar reeds spoedig na het lager onderwijs in het teekenen, de opleiding wordt gesplitst in klassen voor zilversmeden, juweliers, goudsmeden (byoutiers), drijvers, graveurs, enz. De richting van den tegenwoordigen tijd dwingt tot spécialiseeren en geen onderwijzer kan in alle vakken onderwijs geven en den toekomstigen werkman in staat stellen ze te beheersen en voor ieder der bovengenoemde vakken zouden leeraren noodig zijn, specialiteiten in het aan hen toevertrouwd leervak en goed teekenaar of boetseerder. Een dergelijke school, waarheen de fabrikant zijn leerlingen zou moeten zenden, zooals de fabrikanten in Hanau en Pforzheim dit bij de wet verplicht zijn, moet verbonden zijn met de werkplaats, de leerschool voor den toekomstigen werkman in de edele metalen, maar een dergelijke school is alleen mogelijk in een centrum der goud- en zilver industrie alwaar een aanzienlijk aantal leerlingen deze school kunnen bezoeken. Wilde men daartoe overgaan, dan zou voor het vestigen van een dergelijke school er zeer op moeten worden gelet, of de industrie ter plaatse gevestigd, de groote finantieele offers wettigt, die de oprichting vereischt. De Heer Wefers Bettink is van gevoelen, dat voor de industrie der edele metalen, de beste en eenige leerschool is de werkplaats. Wil men echter iets doen dan zou naast teekenen en boetseeren voornamelijk drijven en graveeren moeten worden onderwezen. Beide zijn meer kunst- dan handwerk en een goed drijver of graveur, tevens ontwerper, is er zeker van plaatsing te vinden. Aan het onderwijs in beide vakken zijn niet zulke groote kosten verbonden, daar er geen bezwaar bestaat dit in koper te laten leeren. Ook de bewerking van tin is voor het drijven zeer aan te bevelen. Het materiaal heeft zeer weinig waarde, de uitvoering is alles. De hooge vlucht, die deze industrie in Frankrijk heeft genomen en die hier te lande nog geen vertegenwoordigers telt, zou maken, dat het verkoopen van het werk der leerlingen geen bezwaar zou vinden bij concurreerende fabrikanten; enkel bij handelaars, die dit artikel uit het buitenland betrekken. Hierdoor kon bij verstandige leiding een degelijke school voortreffelijke leerlingen vormen, terwijl zij gedeeltelijk haar eigen kosten zou kunnen dekken. De Heer Wefers Bettink acht echter Haarlem niet de plaats voor het oprichten van een dergelijke vakschool. Zooals hierboven is uiteengezet, moet deze zijn in een centrum van de goud- en zilversmidsindustrie, zoodat leeraar en leerling voortdurend voeling kunnen houden met de praktijk.


I am indebted to forum moderator 'Oel' for editing the article into its current format.

Trev.
dognose
Site Admin
Posts: 59003
Joined: Thu Dec 29, 2005 12:53 pm
Location: England

Re: De Tegenwoordige Toestand der Nederlandse Goud en Zilversmidskunst

Post by dognose »

Part 3:


FIRMA Th. SAAKES, te 's-Gravenhage

De Heer Saakes is de echte type van den artist-werkman; hij werd opgeleid in de werkplaats van zijn vader, die een vijftigtal jaren geleden in Haarlem gevestigd was.Deze stond bekend als een degelijk zilversmid, die zijn vak in verschillende plaatsen van het buitenland geleerd en beoefend had. De zoon heeft de praktijk van het vak grondig van onder af geleerd, terwijl hij van de Heeren Blom, Bakes en Abels teekenen boetseerles ontving. Op ongeveer 20jarigen leeftijd kwam hij op de werkplaats der Firma Benten te Amsterdam, (thans Hoeker), en twee jaar daarna werkte hij als ciseleur bij den Heer Verschuyl te Antwerpen. Eenige jaren later in Nederland teruggekeerd, kwam hij in de werkplaats van den Heer de Meijer te 's-Gravenhage uitsluitend voor het teekenen en ciseleeren aan het werk, totdat na diens dood hij zich zelfstandig in laatstgenoemde plaats vestigde. De Heer Saakes werkt zonder machinale hulpmiddelen, uitsluitend met een paar leerlingen. Hij vervaardigt voornamelijk groot werk, kandelaars, kandelabres, serviezen, bladen, bouilloirs, bij uitzondering gouden werken. Zijn werk wordt niet alleen door liefhebbers van degelijk modern werk op hoogen prijs gesteld, maar ook vaak gebeurt het, dat zijn clientèle, die tot de aanzienlijken der hoofdstad behoort, hem zijn eigen werk als type en voorbeeld van goed en degelijk werk uit vroegere tijdperken, voorhield. De leerlingen, die zijne werkplaats bezoeken, krijgen een loon, dat naar bekwaamheid stijgt, hij geeft hun onderwijs in het technisch gedeelte van het vak, als ook het boetseeren, en des avonds bezoeken zij de lessen der Academie. In de laatste jaren heeft hij echter weinig pleizier van zijn leerlingen gehad; velen meenden reeds meester te zijn als zij pas hun vak begonnen te leeren. Indien een vakschool goed is ingericht en trouw bezocht wordt door jongelieden, die eenigszins ontwikkeld zijn en waar wat in zit, dan is de Heer Saakes overtuigd, dat deze goed zal werken. Teekenen, boetseeren en kunstgeschiedenis is zeker een der voornaamste elementen voor de artistieke ontwikkeling; drijven in koper is zeker goed, doch de goud- en zilversmeden moeten eveneens leeren werken in het materiaal, dat zij later als gezel zullen te behandelen hebben; volgens zijn oordeel is er een groot verschil tusschen de bewerking van koper en de edele metalen.

DE FIRMA G. C. REESER & ZOON, te 's-Gravenhage

Deze werkplaats is ingericht voor het byouterievak en het zilversmidsvak en de firma werkt met een twintigtal gezellen, waar onder spécialiteiten op verschillend gebied. De werkplaats is voorzien van de nieuwste en beste hulpmiddelen en machinerieën. De heer Reeser heeft zijn zoon, die later in de fabriek zal komen, gedurende drie jaar naar Hanau gezonden om zich op de hoogte van het vak te stellen. Thans bevindt deze zich te Brussel, meer om het handelsgedeelte van het vak te leeren, dan om zich in het practische gedeelte van het vak te perfectionneeren; later denkt hij voor betzelfde doel naar Engeland te gaan. De heer Reeser stelt het onderwijs der Hanausche vakschool op hoogen prijs en is zeer tevreden met de vorderingen, die zijn zoon aldaar heeft gemaakt. Hij acht voor de degelijke ontwikkeling van den vakman een leerschool noodzakelijk en zou het zeer wenschelijk achten, indien eene leerschool daarvoor werd opgericht. Evenwel is het volgens zijn oordeel aan twijfel onderhevig of het werk hier te lande voldoende zal toenemen om de aldus opgeleide leerlingen met vrucht bezig te houden.

FIRMA N. B. LHAGER Nz. te 's Gravenhage

Deze firma, die hoofdzakelijk in het vervaardigen van kerksieraden werkzaam is, heeft om redenen van geheel persoonlijken aard gemeend, ons haar advies te moeten onthouden.

FIRMA J. M. VAN KEMPEN EN ZONEN, sedert 1858 te Voorschoten

Tot ons leedwezen waren wij niet in de gelegenheid de fabriek dezer firma in oogenschouw te nemen, daar de Heeren Van Kempen en Zonen ons mededeelden, dat het openstellen hunner fabriek voor een zaakkundige bezichtiging niet wel op hunnen weg kon liggen. Deze heeren waren echter zoo beleefd ons de volgende inlichtingen te doen toekomen: hun gevoelen is, dat het openen eener leerwerkplaats, waarin het goud- en zilversmeden zelve kan worden geleerd, zeer groote kosten zal veroorzaken, terwijl het nut voor de praktijk zeer gering zal zijn. In de vele branches, die in genoemde vakken bestaan, kunnen de gezellen voor de praktijk moeielijk anders bekwaam worden gemaakt dan in de daarvoor bestaande fabrieken en werkplaatsen. De voorbereidende studiën, het teekenen, boetseeren, kunstgeschiedenis, enz. kunnen de leerlingen daarbij zeer te stade komen. De bezwaren aan een vakschool verbonden zouden niet onoverkomelijk zijn. Bij deze firma is het leerlingstelsel als volgt: De leertijd is bepaald op vijf jaar, van af den dertienjarigen leeftijd. De leerlingen ontvangen in de fabriek geregeld teekenonderwijs.

Dat onderwijs is voor alle branches noodig tot oefening van het oog, het gevoel en den smaak en dient tevens ter onderscheiding voor welke branche de leerling de meeste vatbaarheid bezit. Om voor het vak zelve te worden geoefend, wordt iedere leerling geplaatst onder toezicht van een werkman en helpt dien werkman bij zijn arbeid. De werklieden hebben een loon naar hun bekwaamheid; voor alle werkstukken die daarvoor vatbaar zijn, wordt evenwel ook een loon per stuk bepaald. De vaardige werkman, geholpen door zijn leerling, verkrijgt daardoor een overloon. Dat overloon wordt bepaald als volgt: In het eerste leerjaar ontvangt de leerling van de firma zijn loon, maar helpt zijn meester kosteloos. In de volgende leerjaren wordt de overwinst door meester en leerling verkregen, over beiden verdeeld, naar evenredigheid van ieders werkloon, berekend tegen het vastgestelde loon per uur. Dat is dus voor den werkman belangrijk hooger dan voor den leerling, en naar die verhouding geniet eerstgenoemde dan ook weer van den overwinst. Is de leerling zoo ver gevorderd, dat hij onder toezicht van zijn meester zelf geheele werkstukken kan gereed maken, dan geniet laatstgenoemde voor dit toezicht de helft van den overwinst van den leerling. Gevolgen van dit stelsel zijn : Goede opleiding der leerlingen, verhoogde werkkracht der werklieden en dien ten gevolge, belangrijke verbetering hunner levenspositie, zonder eenig bezwaar voor den prijs der artikelen.

DE FIRMA JANSSEN, te Tilburg

Deze firma werkt hoofdzakelijk voor religieuse doeleinden.

De heer Janssen betreurt het zeer, dat er hier te lande geen jonge lieden worden gevonden, die flink het vak verstaan. De firma, die voorheen het voor hare leveranciën noodige drijfen ciseleerwerk op andere werkplaatsen liet vervaardigen, heeft thans een eigen werkplaats opgericht en een kundig werkmeester uit Duitschland ontboden. Hare handelsrelatiën, die zich niet alleen in Nederland, doch ook in het buitenland en vooral in Engeland en Amerika uitstrekken, stellen haar in staat ten minste een zestal flinke gezellen aan het werk te houden, doch zij kan tot haar leedwezen de noodige krachten hier niet vinden. Ten zeerste zou de Heer Janssen het toejuichen, indien eene leerschool voor de metaalindustrie hier te lande werd opgericht. Hij is er van overtuigd, dat zoo eenmaal goede krachten aanwezig zijn, ook wel werk voor hen te vinden is. De Religieuse kunst gaat hier te lande elk jaar vooruit en levert een ruim veld voor jeugdige werkkrachten, die zich daaraan willen wijden.

HAARLEM

In Haarlem bepaalt zich het vak van den goud en zilversmid in zoverre ons bekend is op enkele uitzonderingen na eveneens tot reparatiewerkplaatsen.

De Heer E. Voet Jr. heeft op de tentoonstelling voor decoratieve en toegepaste kunst, die het vorige jaar op het Museum van K. N. gehouden werd, verschillende ontwerpen en teekeningen van zijne hand tentoongesteld, die een ernstig streven kenmerken, terwijl de door hem onlangs vervaardigde Burgemeesterketting heeft doen zien dat deze jeugdige vakman ook op het gebied der praktijk de vooruitstrevende richting is toegedaan en in staat is een degelijk werkstuk te vervaardigen. Op zijne werkplaats werd een oudleerling der graveerklasse der school voor K. N. geplaatst, die zeer goed voldeed. Een meer uitgebreide opleiding in de metaalindustrie zou dus eveneens voor kleine werkplaatsen zeker goed te gebruiken werkkrachten kunnen voorbereiden.

BRUSSEL

DE FIRMA HÜBERT EN Co. te Brussel. C. & L. Van Regemorter, Opvolgers.

Het bij deze firma toegepaste leerlingstelsel is hoogst eenvoudig, het bestaat daarin, dat jonge lieden, gewoonlijk 14 of 15 jaar oud, naast goede werklieden geplaatst worden, die de opdracht hebben hen te leiden en te vormen en die zich, zodra als de bereikte vakkennis het toelaat zich door hen in hun werk kunnen laten helpen. Zij bevinden zich wel bij dit stelsel, dat sinds jaren bij hunne firma is aangenomen. Naar hunne meening zouden de vakscholen zeker in staat zijn volmaakte werklieden te vormen. Zij moeten hun werkkring echter bepalen tot het theoretische en het artistieke gedeelte van het vak, en alles wat het essentieele van de praktijk betreft, overlaten aan de werkplaats. Door beide gedeelten zoo tezamen te doen gaan, worden uitstekende resultaten verkregen.

DE FIRMA AUGUST DUFOUR te Brussel

De leerling, die in deze werkplaats komt, is verplicht des avonds de lessen te volgen van de „Académie de dessin et de modelage" (afdeeling décoratieve kunsten). Overdag laat de werkman, die met zijne opleiding is belast, hem in koper werken. De leerling verdient eerst 1 fr. per week, dan 2, dan 3, tot dat hij in staat is eenige diensten te verrichten, van af dat oogenblik ontvangt hij een loon naar bekwaamheid. Deze regeling is niet algemeen, daar iedere werkplaats hare bijzondere regeling omtrent de opleiding der leerlingen heeft. De Heer Dufour is geen onverdeeld voorstander van vakscholen voor het goudsmidvak; hij acht de beste en meest praktische school de werkplaats, wanneer die knappe en goedgezinde werklieden bevat.

DE FIRMA WOLFERS te Brussel

Het leerlingstelsel is in de fabriek van den Heer Wolfers te Brussel aldus geregeld: Zodra de leerling in de fabriek komt, wordt hij in een of andere afdeeling ingelijfd en aan een bekwaam werkman toevertrouwd. De eerste twee jaar krijgt hij geen loon, maar komen de voordeelen van zijn werk ten

bate van den werkman, die hem zijn opleiding geeft. Deze heeft er dus het grootste belang bij, om hem tot een knap en degelijk zilversmid te ontwikkelen. De volgende twee jaren verdient de leerling een kleinigheid, het geen van de verdiensten van zijn mentor wordt afgetrokken; daar men in deze fabriek voornamelijk op het stuk werkt, is het in het belang van den werkman, zijn leerling zoo veel mogelijk vooruit te helpen, omdat hij dan meer voordeel van hem kan trekken. De Heer Wolfers klaagt over het tegenwoordig gehalte van de leerlingen; zij verlaten veelal na twee jaren de werkplaats, om elders als werkman op te treden. De zucht om zoo spoedig mogelijk geld te verdienen drijft hen; maar het ligt voor de hand, dat deze jongelui nooit goede werklieden worden. De Heer Wolfers is van oordeel, dat de verschillende onderdeelen van het vak alleen op de werkplaats kunnen geleerd worden; het praktisch onderricht in de school wordt door hem veroordeeld, de leerlingen krijgen geen ruimen blik in het vak. In de werkplaats zien ze verschillende wijzen van werken, van opvatting, die door de werklieden in toepassing worden gebracht. Op de leerwerkplaats of school zijn ze geheel onderworpen aan de manier van werken en de opvatting van één man. Zijn richting is voor al de leerlingen de eenig bestaande, en dit acht de Heer Wolfers verkeerd; door de afwisseling van werklieden in de fabriek wordt de gezichtskring van de leerlingen ruimer. Verschillende werklieden, die de scholen te Hanau en Fortsheim bezocht hebben, werden bij de firma in het werk gesteld, en het bleek, dat deze jongelieden, die den geheelen cursus aldaar hadden doorloopen, op de werkplaats niet meer konden verrichten, dan leerlingen, die gedurende twee jaar op de fabriek werkzaam waren. Goed teekenonderwijs en boetseeren is voor den leerling; het eenig noodzakelijke theoretische onderwijs; het behoeft niet eens speciaal te worden toegepast; de Heer Wolfers heeft modeleurs in het werk, die vroeger voor andere doeleinden werkten, maar de toepassing voor het zilversmidsvak heeft zich alras ontwikkeld. Een goede ruime, artistieke ontwikkeling is te verkiezen boven eene in het kleingeestige vervallende peuterachtige opleiding in het teekenen en boetseeren. De Heer Wolfers wenscht bij het onderwijs eene ruime opvatting te zien toegepast; daardoor zullen de leerlingen een ruimer begrip krijgen van décoratieve motieven in het algemeen en zich niet uitsluitend blijven bewegen in datgene, wat alleen tot het vak behoort. Het verband, tusschen de algemeene artistieke vorming en de praktische toepassing komt vanzelf, zodra de leerling in de praktijk werkzaam is.

HET GEZELLEN SYNDICAAT VOOR JUWELIERS, GOUDEN ZILVERSMEDEN te Brussel

Omtrent het Brusselsch gezellen-syndicaat, gevormd door de juweliers, goud- en zilversmeden, vernamen wij van den Secretaris, den Heer H. Wijsmann, het volgende: Het juweliers-, goud- en zilversmidsvak is in de laatste tijden, ook in Brussel, aanmerkelijk achteruitgegaan en de reden hiervan is vooral te zoeken in de verdeeling van arbeid, als oorzaak van het stukwerk, dat iederen gezel wordt opgedragen.

Van de 100 werklieden vindt men er nauwelijks 20, die hun vak in zijn geheel geleerd hebben; derhalve moeten zich een groot aantal gezellen bezighouden met onderdeelen van het vak en ondergeschikt werk verrichten. Wat de leerlingen betreft, deze verlaten veelal de werkplaatsen, als ze van één onderdeel van het vak op de hoogte zijn. Zij verdienen dan allicht meer op eene andere werkplaats, dan op die, waarop ze geleerd hebben. Het gebeurt dan ook niet vaak, dat ze op de werkplaatsen in de gelegenheid worden gesteld het vak in zijn geheelen omvang te leeren. Wel worden ze in hunne leerjaren aan een speciaal gezel toevertrouwd, doch diezelfde gezel is veelal gedwongen, datgene te vervaardigen, waarin hij het meeste routine heeft en zoo moet zijn leerling ook steeds aan hetzelfde werkstuk medewerken. Ziet nu de leerling, dat hij het even goed kan maken als zijn baas, dan ligt het voor de hand, dat hij de eerste werkplaats verlaat om eene andere op te zoeken, daar zijn routine dan meer vruchten voor hem zal afwerpen en hij geen kans ziet om van zijn vak meer te leeren, omdat men hem toch altijd hetzelfde werk voorzet. Het gezellen-Syndicaat stelt zich ten doel: Het verval van het vak met alle ter beschikking staande middelen tegen te gaan en zoveel mogelijk tot de ontwikkeling en bloei daarvan bij te dragen. De eendracht en broederschap onder de vakgenooten te bevorderen, zich onderling te leeren waardeeren en zedelijken en materieelen steun te verleenen. De middelen te vinden om verzekeringen te sluiten tegen werkeloosheid, ziekte en ouderdom, coöperatieve vereenigingen te organiseeren, gemengde commissies van patroons en werklieden samen te stellen, ten einde de verschillende vragen te onderzoeken omtrent al datgene, dat geschillen tusschen patroons en werklieden tengevolge kan hebben, verder om den werklieden werk te verschaffen en hervormingen te bevorderen, die het lot van den werkman kunnen verbeteren. Het Syndicaat stelt pogingen in het werk om het leerlingstelsel en het vakonderwijs te verbeteren en tevens om het stukwerk tegen te gaan. Thans reeds is bepaald, dat, zoo een gezel, tegen zijn zin door een patroon gedwongen wordt op stuk te werken en hij zich daaraan niet wil onderwerpen, gedurende zijne werkeloosheid het Syndicaat hem 5 fr. per dag uitkeert. Vakgenooten, die wenschen lid van het Syndicaat te worden, moeten minstens 18, en hoogstens 45 jaar oud zijn, gedurende 4 jaar het vak beoefend hebben, minstens 6 maanden gewerkt hebben bij den patroon, waar zij op het oogenblik hunner inschrijving geplaatst zijn en minstens 0.40 fr. per uur verdienen. De kosten van het lidmaatschap bedragen fr. 1.— per maand. In 1894 werd besloten twee onder afdeelingen te vormen. De eerste afdeeling om jongelieden, die den gezellengraad nog niet bereikt hebben in de gelegenheid te stellen broederlijken omgang met de gezellen te onderhouden. De leden van deze afdeeling moeten minstens fr. 2.— per dag verdienen en betalen per maand fr. 0.50 contributie. Vakgenooten, die uit andere plaatsen komen, kunnen voorloopig in de eerste afdeeling worden opgenomen.

De tweede onderafdeling bestaat uit jongere leerlingen, die 14 jaar moeten bereikt en de lagere school doorlopen hebben, en voor wier verdere opleiding het Syndicaat zorg draagt. Zij betalen per maand fr. 0.10 en verbinden zich de lessen in het ornament en rechtlijnig teekenen en

boetseeren, die op de avondteekenscholen in hunne respectieve gemeenten gegeven worden, te volgen en om later het vakonderwijs, der door het Syndicaat gestichte vakschool bij te wonen. Deze vakschool bevindt zich in een der lokalen der industrieschool, in het Groote industriegebouw, „Rue des Midi". Voorloopig wordt slechts 's Woensdags-avonds van 8—10 en 's Zondagsmorgens van 10—12 uur les gegeven. De lokalen, vuur en licht en een matig subsidie worden door de stad beschikbaar gesteld, terwijl geldelijke bijdragen worden ontvangen van de Rijks- en provinciale regeeringen. Bij ons bezoek aan de school waren een vijftigtal leerlingen aanwezig. Op het oogenblik omvat het onderwijs alleen het teekenen en boetseeren, dat door 3 leeraren, gekozen uit leden van het Syndicaat, gegeven wordt. Zodra de middelen het toelaten, is men van plan de lesuren uit te breiden en met practische oefeningen te beginnen.

LUIK

Bij de inlichtingen, die door ons te Luik, alwaar de zilversmidskunst in vroegere jaren een hoogen bloei bereikte, werden ingewonnen, vernamen wij omtrent den toestand, waarin het goud- en zilversmidsvak verkeert, van zeer bevoegde zijde, ernstige klachten. Het leerlingstelsel is aldaar evenmin geregeld. Na vijf jaren leertijd wordt de leerling gezel en blijft vaak bij denzelfden patroon, alwaar hij naar de, op de werkplaats heerschende omstandigheden, zijn vak, zoo goed en zoo kwaad als het ging, geleerd heeft. Nu, 30 jaar geleden, bestond in de Académie van Schoone Kunsten, aldaar, eene afdeeling voor het drijven en ciseleeren, die uitstekende resultaten heeft opgeleverd. Deze werd door den Gemeenteraad opgeheven; men weet niet waarom, doch onder de vaklieden wordt deze maatregel algemeen betreurd en men koestert dan ook de hoop, dat deze afdeeling van het onderwijs weder in eere zal worden hersteld. Onder de Luiksche gezellen zijn knappe drijvers en ciseleurs op het oogenblik, hoogst zeldzaam; bij voorkomende werkzaamheden moeten de patroons Brusselsche of Fransche drijvers in het werk nemen. Ook hier wordt algemeen erkend, dat wegens de eigenaardige wending, die de organisatie tot het verrichten van den arbeid op de werkplaats heeft verkregen, het bijna niet meer mogelijk is een leerling voldoende te onderrichten, om hem tot een artistiek talent in zijn vak te ontwikkelen. Daarom wenschen patroons en gezellen, dat de cursus op de academie niet alleen worde hersteld, doch zelfs uitgebreid, opdat de aanstaande gezel, aldaar alles zou kunnen leeren, wat noodzakelijk voor zijn vak is, en het onderlinge verband, tusschen de verschillende speciale vakken, die het goud- en zilversmidsvak in zich vereenigt, weder worde hersteld, en eenheid in compositie en uitvoering wederkeere, zooals dit in de werken der oude meesters zozeer te bewonderen valt.

THE END


I am indebted to forum moderator 'Oel' for editing the article into its current format.

Trev.
Post Reply

Return to “Contributors' Notes”